Net zoals in 'Wiebelkont' vertelt Bet in 'Taterwater' op een grappige en zelfbeschouwende manier haar verhaal. Als vijfde meisje in het gezin wordt ze een beetje als jongen behandeld. En hoewel ze zich soms als een echte jongen gedraagt en door haar moeder af en toe “jongen” wordt genoemd, gaat ze toch liever als een meisje door het leven. Ze heeft leuke vriendinnen, maar die zijn niet altijd even trouw en soms wordt Bet gepest. Iemand anders die ook gepest wordt, is “de sprinkhaan”. Die jongen maakt haar fiets kapot, zomaar, en Bet komt hem liever niet tegen. Maar toch voelt ze zich er niet goed bij als er met hem gelachen wordt. Gelukkig vindt ze steun bij haar zussen en Bertje is er ook nog. Het verhaal springt soms van de hak op de tak, zoals je van een echte taterwater met een wiebelkont kunt verwachten. Bet is gevoelig, heeft veel fantasie en bovendien zit ze boordevol energie en enthousiasme. Ze doet en zegt niet altijd de juiste dingen en soms gaat het wel eens onbedoeld mis. Een realistisch boek, waarin humor de toon voert en de scherpe kantjes van het leven worden gerelativeerd. Vol verwondering kijkt Bet naar zichzelf en het leven om zich heen en ze heeft een erg aparte kijk op het gebeuren. Als lezer kijk je echt naar binnen in dit personage en word je onmiddellijk door haar enthousiasme meegesleept. Vanaf de eerste bladzijde ga je een confrontatie aan met een bom energie en het boek ratelt op dynamische wijze in korte zinnen voorbij. Het verhaal is grotendeels autobiografisch, aangedikt met de nodige fantasie. De verzorgde uitgave en de originele, grappige illustraties die nauw bij het verhaal aansluiten – ze zijn een combinatie van knip- en plakwerk met pentekeningen – maken dit boek opnieuw áf.
Sieglinde Duchateau
Pluizer